Dit gebouw, in den jaare 1571, door den Onder-Stadhouder, Caspar de Robles, Heer van Billy, nog aanmerkelyk Versterkt2; ook was hetzelve destyds de verblyfplaats des Stadhouders, en altyd met genoegzaam krygs volk voorzien.
Deze zeer oude stins was geheel uit eene diepe en breede gracht, die haar omringde, opgetrokken, door hovingen en singels omgeven en nog door eene tweede gracht en afzonderlijke voorpoort van den algemeenen weg afgescheiden. het huis, reeds zeer vroeg door het adellijk geslacht Cammingha gebouwd, werd in het jaar 1306 door den Potestaat Regnerus Cammingha bewoond, en had in 1398, toen het bewoond werd door Gerrit Cammingha, die met Hertog Albrecht van Beijeren heulde en Hollandsche bezetting ingenomen had, een hevigen aanval van de Friezen te verduren, die het slot innamen en de bezetting ombragten of verdreven.
Het werd achtervolgens door verschillende leden van de geslachten Cammingha, Juckema, Eminga, Burmania en Rengers bewoond; doch toen het, in het midden der vorige eeuw, ledig gelaten werd, is het, na den brand van het Lands Tuchthuis te Leeuwarden, een tijdlang gebruikt geworden tot eene bewaarplaats van gevangenen, en later van lands ammunitie. In 1810 is het slot met de kapel, voorpoort en nevenstaande boerenwoning afgebroken, en de hooge standplaats van het slot zelf beplant met populieren, die nog lang, zelfs op eenigen afstand, de geheugenis aan het vroeger zoo beroemde gebouw levendig hielden.
Doch ook deze herinnering is in 1838 verdwenen en die plek sedert geslecht, de diepe grachten grootendeels gedempt, en verder alle sporen van vroegere bewoning en beplanting uitgewischt.