Jaarverslag 1970


Citaten uit het jaarverslag

1. Algemene beschouwingen. Bij het schrijven van een jaarverslag pleegt men in alle rust de gebeurtenissen van het afgelopen jaar aan zijn geestesoog te laten voorbijgaan om daarbij datgene, dat het vermelden waard is en ook alle zaken, die dat misschien niet zijn doch waarvan verwacht wordt, dat zij in het verslag aan de orde zullen worden gesteld, aan het papier toe te vertrouwen. Over het jaar 1969 is dit helaas niet mogelijk gebleken.

 

Het is daarom, dat het jaarverslag, dat thans voor U ligt, eigenlijk een tweejaars-verslag is en handelt over de periode van 1 januari 1969 tot 1 januari 1971. De oorzaak van deze onmogelijkheid is gelegen in de min of meer chaotische situatie, waarin het Huis van Bewaring Leeuwarden heeft verkeerd vanaf de zomer van 1969 tot aan de eerste maanden van 1970. Een chaotische situatie, die haar oorsprong vond in de extra--ordinaire personeelspositie in die maanden. Ik wil hieromtrent het volgende releveren: le. Van de 3 kaderleden, waarover het gesticht de beschikking had, werd de belangrijkste, t.w. de huismeester A.P.Stobbe, in april 1969 getroffen door een hartaanval.

 

Eén van de 2 hoofdbew. vertrok enkele maanden later naar Veenhuizen, alwaar hij tot huismeester was benoemd. De heer Stobbe overleed op 13 september 1969, toen hij weer enkele weken voor halve dagen dienst had gedaan. 2e. Tijdens de eerste dagen van mijn verlof kwam op 5-9-1969 de voor iedereen onverwachte mededeling, dat het buurgesticht, de gevangenis, op korte termijn zou worden gesloten. Een groot aantal personeelsleden van deze gevangenis moest geheel of gedeeltelijk dienst doen in het Huis van Bewaring. Geheel in het geval, dat zij definitief tot het personeel van ons gesticht zouden gaan behoren. Uitbreiding was n.l. onvermijdelijk omdat van de faciliteiten van het buurgesticht uiteraard geen gebruik meer zou kunnen worden gemaakt.

 

Zo moest de wachtploeg van 2 tot 3 man worden uitgebreid door het wegvallen van assistentiemogelijkheid. Gedeeltelijk in het geval, waarin gevangenispersoneel werd overgeplaatst naar een andere standplaats. Dezulken mochten - overigens ook om m.i. te waarderen motieven - afwisselend 2 weken in hun a.s,. gesticht en 2 weken in het Leeuwarder Huis van Bewaring dienst doen. Het overschot aan personeel diende beurtelings te worden gedetacheerd naar de "noodlijdende" gestichten in het westen des lands. En het is duidelijk, dat dit "overschot" bestond uit het oorspronkelijke personeel, dat hierop uiteraard in het geheel niet gesteld was.

 

Het resultaat was tweeledig, n.l. een slecht functionerende binnendienst met in een Huis van Bewaring onervaren personeel, en een dikwijls kwalijke verstandhouding tussen de 3 groepen: oud personeel, nieuw personeel en tijdelijk personeel, dat zijn interesse meer op het privévlak richtte door de onverwachte en ongewenste a.s. verandering van woonplaats, dan op het correct doen functioneren van de dienst in het huis van bewaring.

 

Deze onverkwikkelijke situatie duurde het gehele 4e kwartaal 1969. 3e. Zowel ondergetekende als de nieuw benoemde huismeester P.de Jong(overgekomen van de gevangenis) zijn sedert de sluiting van de gevangenis helaas veelvuldig wegens ziekte afwezig geweest. De directiedienst werd daardoor gedurende vele maanden alleen gedaan door de adjunct-directeur H.S.Born (eveneens afkomstig van de gevangenis), terwijl een vaste leiding bij het praktisch geheel vernieuwde kader(ook al vanuit de gevangenis overgenomen) ernstig te wensen overliet. 4e. Door de sluiting van de gevangenis werden de mogelijkheden tot een beter leefklimaat voor de gedetineerden, voor zover deze betrekking hebben op een ruimtelijk terrein, van de ene dag op de andere van minimaal tot zeer bevredigend. enige gelegenheid tot recreatie bestond voorheen nauwelijks.

 

Sportbeoefening in de buitenlucht was niet mogelijk, een werkzaal was niet beschikbaar. Plotseling was er nu een behoorlijke recreatiezaal, de voormalige gevangenisluchtplaats kon voor buitensport niet worden benut, de boekbinderij bood werk aan een 6- tot 8-tal gedetineerden, de, ruimte voor een tweede werkzaal was aanwezig, het arbeidspersoneel daarvoor evenzo. Het behoeft geen verbazing te wekken, dat de hiervoor geschetste omstandigheden een aantal negatieve elementen onder de gedetineerden in de verleiding bracht misbruik te maken van de grotere mogelijkheden: het uitspelen van personeelsleden onderling, herrie schoppen enz.

 

Een en ander vond zijn weerslag op het personeel, o.a. in een verhoudingsgewijs hoog ziekteverzuim. In het voorjaar van 1970 werd de sfeer beter toen enkele raddraaiers waren overgeplaatst. Gezien het vorenstaande lijkt het mij achteraf beschouwd nog niet eens zo ongelukkig, dat een jaarverslag over 1969 niet tot stand is kunnen komen. In dit twee jaars overzicht kan op deze manier de gehele ontwikkeling, die voortkwam uit de sluiting van de gevangenis, aan de orde worden gesteld; vanaf de oude situatie een rustig huis van bewaring vrijwel zonder mogelijkheden op het gebied van het bezighouden van de gedetineerden in en buiten de arbeidstijd, tot de nieuwe situatie: een geconsolideerde en ordelijke gemeenschap in hetzelfde gebouw met daarnaast vele expansiemogelijkheden. Er kon nog geen uitspraak worden verkregen over de toekomst van het gebouwencomplex.

 

In oktober 1969 werd een plan besproken, Waarbij een deel van de voormalige gevangenis met het cellengebouw van het huis van bewaring zou worden verbonden. In dat gedeelte het z.g. administratiegebouw, zouden o.a. worden ingebouwd de medische dienst(thans buitengewoon excentrisch gelegen) en arbeidsruimten. In november 1970 kwam een nieuw plan ter tafel. Hierbij wordt gedacht aan de algehele overbrenging van de huis van bewaringaccomodatie naar het gevangenisgebouw. Het oorspronkelijke huis van bewaring zou dan worden afgebroken ten behoeve van de gemeentelijke plannen voor Ontwikkeling van de binnenstad, speciaal op verkeersgebied.

 

In deze nieuwe opzet wordt het gevangeniscellengebouw in gebruik genomen, een nieuwe badafdeling gebouwd, de medische dienst verplaatst naar het administratiegebouw, alwaar ook de entreë zal komen. M.i. verdient dit laatste plan de voorkeur boven dat van oktober 1969. Voordelen zijn het beschikbaar komen van cellen in plaats van zalen(momenteel 50% van de capaciteit bestaat uit zaalplaatsen) en de mogelijkheid tot aanpassing van de bezoekaccomodatie aan de behoefte.

 

De kosten van beide ontwerpen ontlopen elkander weinig, de exploitatiekosten zullen in het laatste geval echter beduidend lager liggen. Uiteindelijk wordt gestreefd naar de bouw van een geheel nieuw gesticht aan de rand van de stad. Het college van B en W is hiervoor met name geporteerd. Het staat echter m.i. zeer te bezien of verwezenlijking van nieuwbouw gelet op de andere projekten van het Gevangeniswezen - op zo korte termijn mogelijk is als het college hoopt en denkt.

 

Uitvoering nieuwbouw van het plan van november 1970 zal m.i. - vooruitlopende op de nieuwbouw - zeker de moeite en de kosten waard zijn zowel in het belang van de gemeentelijke ontwikkelingsplannen als van een efficiëntere werkwijze in het gesticht, ten slotte dient in het kader van de algemene beschouwingen zeker niet onvermeld te blijven de sluiting van de vrouwenafdeling. Na enige keren te zijn uitgesteld werd de overplaatsing van deze afdeling, bestemd voor de 3 noordelijke arrondissementen, naar het H.v,.B. Groningen een feit op 1-3-1970

 

Samenstelling der bevolking op 31-12-1970

Preventieven 48 

gev.straf 5 

hechtenisstraf 0 

passanten T.B.R. 1 

passanten gev.straf 12 

TOTAAL 66 MANNEN

 

Andere materiële voorzieningen. 

1._Voorzieningenteen_algemene_toestand' 

a) ten aanzien van de gebouwen 

Behalve het vergroten van de laatste kleine celramen(3 op de le etage en 2 up de 2e etage)en het aanbrengen van schaftkleppen in de verblijfszalen vonden geen voorzieningen aan het gebouw plaats. Het bestaande plan tot uitbreiding van het voorgebouw werd door de sluiting van de gevangenis en de (nog steeds voortdurende) onzekerheid over de bestemming van het gehele complex, ingetrokken. Aan de 2 thans op papier gezette plannen heb ik in de inleiding reeds enige volzinnen gewijd, zodat ik daaraan hier kortheidshalve voorbij ga. In het voorgebouw werden in 1970 opnieuw geschilderd,cq, behangen de portiersloge, de administratie, het bezoekvertrek en de advocatenkamer.

 

Machtiging werd verleend tot het aanbrengen van een electrische afzuiginstallatie in de badafdeling i.v.m. onvoldoende ventilatie op dagen met weinig wind; op plaatsing wordt nog gewacht. Wat betreft de gebouwen, die voorheen deel uitmaakten van de gevangenis, kan het volgende worden opgemerkt.

 

1e. De cellenvleugel wordt niet gebruikt, doch verkeert in goede staat. Bij een eventuele verplaatsing van het huis van bewaring (zie inleiding) kan volstaan worden met enig schilderwerk en het opnieuw inrichten der cellen.

 

2e. Normaal gebruikt worden de kerkzaal, de recreatiezaal, de keuken, de radiokamer, de magazijnsruimten, de drukkerij, de boekbinderij en de werkzaal, waarin laatstelijk de draaierij was gevestigd, de strafcelafdeling in het alcovengebouw, het voormalige bezoekvertrek(alleen voor bijeenkomsten met het personeel) het centrale ketelhuis, een groot gedeelte van de le etage van het zg.administratiegebouw, de noodbadafdeling(voor gesport hebbende gedetineerden), de sportzaal, de medische dienst in het alcovengebouw, de bibliotheek en de werkplaats . Deze zijn alle in een bevredigende tot goede toestand met uitzondering van het alcovengebouw, waarvan de buitenmuren ernstige verval - verschijnselen zijn gaan vertonen.

 

3e. Niet gebruikt worden de overige lokaliteiten, waarvan overigens verschillende hebben gediend als verzamelplaats van via de dienst der Domeinen en anderszins afgevoerde inventaris. De voormalige badafdeling van de Gevangenis is uitgebroken. Vloer en dak van de vroegere smederij verkeren in deplorabele toestand. Ditzelfde geldt voor het inwendige van vroegere werkplaatsen, die al vele jaren niet meer als zodanig zijn gebruikt (meubelmakerij, weverij, bomerij). De samenwerking met de R.G.D. is minder intensief dan voorheen, omdat ook bij deze dienst een grote onzekerheid over de toekomstige situatie bestaat. De goede verstandhouding heeft hieronder overigens niet geleden.

 

b)_ten_aanzien _van_de_dienstwoningen. 

Voorzieningen aan de dienstwoningen kwamen weinig voor. Omdat nu alle dienstwoningen onder dit gesticht ressorteren, wil ik hier een overzicht geven van de situatie per 31-12-1970. Keizersgracht 2 bewoond door directeur, A.J.J.Hartevelt. Blokhuisplein 42 bewoond door de bewaarder H.Propsma, Blokhuisplein 44 bewoond door de bewaarder J.Dijkstra. Keizersgracht 7 bov bewoond door onderhoudsfunctionaris T.Burmania Keizersgracht 7 bewoond door Hoofdbewaarder J.Kampen Keizersgracht 9 bov onbewoond Keizersgracht 9 bewoond door admin.ambtenaar M.K.v.d.Woude Keizersgracht 11 bov bewoond door bewaarder E.C.v.d.Wal Keizersgracht 11 bewoond door hoofdbewaarder Th. Akkerman

 

2. Voorzieningen algemene toestand van_ de_inrichting_der gebouwen waaronder begrepen meubilair van: a) verblijven van_de_gedetineerden cellen_en_zalen_ 

De cellen en de zalen werden alle voorzien van marmoleum - vloerbedekking. De aanblik is wat huiselijker geworden, doch bij het schoonmaken is het oppassen, dat het - vroeger meestal rijkelijk vloeiende - water niet de kans krijgt onder het marmoleum door te dringen. Ik kan niet garanderen, dat dit niet voorkomt, ondanks het deskundig aanbrengen.. De aftakeling der celstoelen, waarop ik reeds wees in mijn verslag over 1968, ging voort. a) Sanitair. De was- en toiletgelegenheden verkeren in goede staat, al wordt het bezoek er aan nog wel eens aangegrepen om ongemotiveerd lang te "buurten". dat dit laatste betreft is de situatie zoals nu in het Huis van bewaring Groningen m.i. ideaal te noemen: elke cel zijn eigen toilet en wasgelegenheid.

 

b)Verwarming 

Beide C.V.-installaties vertoonden af en toe nukken. De onderhoudsfirma komt in zo'n geval wel vlot, doch ik kan mij niet aan de indruk onttrekken, dat reparatie veel meer tijd vergt dan nodig is. De aardgas-installatie in het gevangeniscomplex staat onder dagelijks toezicht van de ambtenaar, die is belast met de radiouitzendingen en die tevens voor alle gebouwen de electriciteitsvoorzieningen behartigt. Kleinere ongemakken in deze c.v.-installatie (dikwijls erg tijdrovend bij het herstel) worden door hem verholpen. Omtrent de oliestook-installatie in het oorspronkelijke huis van bewaring vraag ik mij af, of de 2 kachels misschien aan algehele vernieuwing toe zijn. Het gehele gevangenisgedeelte blijft centraal verwarmd ten einde defecten in de installatie te vermijden. Overigens zit overal in deze gebouwen nog wel een vertrek, dat regelmatig in gebruik is en het derhalve niet zonder verwarming kan stellen.

 

c) Signaalinstallatie

De bewaarderswacht(2e etage) is nu per bumafoon verbonden met de voordeur. Het wachten bij de ingang op tijden, dat er geen portier is, is daardoor weliswaar niet bekort doch wel aannemelijker geworden. De strafcelafdeling van de gevangenis in het z.g. alcovengebouw is thans verbonden met de bewaarderswacht, uiteraard een voorwaarde voor het kunnen gebruiken ervan. Eveneens verbonden met de bewaarderswacht is de alarminstallatie in het centrale ketelhuis in het gevangenisgedeelte. Storingen worden zodoende dag en nacht onmiddellijk gesignaleerd. Ten slotte zijn kerk- en recreatiezaal per signaalinstallatie verbonden met de radiokamer, tijdelijk ook bewakingspost voor het gevangeniscomplex. Overigens valt over de signaalinstallaties geen nieuws te vermelden, of het zou moeten zijn, dat de hoop de uit de gevangenisinventaris overgenomen 2 portofoons te kunnen benutten tijdens de nachtdienst, door de erbarmelijke kwaliteit ervan nu, wel definitief de bodem is ingeslagen.

 

d)-Verlichting. 

De verlichting geeft geen reden tot opmerkingen. De buitenverlichting vertoont hier en daar een hiaat, doch doordat de installatie uit de tijd is is herstel als te kostbaar aangehouden. e- Keukeninstallatie. Een enkele klacht over de roestvrijstalen installatie (met name de warmkast) werd door de leverancier verholpen. De keukeninstallatie werkt als geheel naar wens. f- Wasserij. Tot de sluiting van de vrouwenafdeling werden sokken en sportkleding aldaar gewassen onder toezicht van de bewaarster. Nadien geschiedt dit alleen nog voor de sokken onder supervisie van de badmeester op dezelfde plaats.

 

4. Toestand bewapening. Na de sluiting van de gevangenis werd het aantal cilinderrevolvers met één uitgebreid tot 10, waarvan 1 voor K.S.O. van het jaar 1940 Een schietinstructeur zorgt tot tevredenheid voor het onderhoud. De controle geschiedt jaarlijks door de Meester-Geweermaker van de Rijkspolitie te Groningen. Patronen zijn volgens voorschrift aanwezig.

 

Werkplaatsen. 

Tot 1-10-1969 werd uitsluitend werk verricht in de cellen en de verblijfszalen. Een cel is aan de capaciteit onttrokken doordat deze wordt gebruikt voor het plaatsen van diverse verbruiksartikelen, terwijl er in deze cel tevens alle voorkomende papieren zakken worden gebundeld en wasknijpers ingepakt. Controle van het eindprodukt vindt daar plaats. Ingaande 1-10-1969 werden gedetineerden van het H.v.B. ingeschakeld bij de arbeid in de boekbinderij en de drukkerij van de gesloten gevangenis. De boekbinderij zal t.z.t. een andere plaats in het gesticht krijgen, doch waar is nog niet definitief bepaald. De drukkerij zal Leeuwarden mettertijd gaan verlaten. Ingaande 23-11-1970 werd een 3e werkzaal in gebruik genomen, n.l. de voormalige draaierij van de gevangenis. Deze grote zaal, nog kort te voren geheel opgeknapt biedt plaats voor de fabricage van metalen fietsmandjes. Uitbreidingsmogelijkheden zijn hier ruimschoots voorhanden.

 

2. Toestand en outillage - van - werkplaatsen - en - andere ruimten; getroffen voorzieningen. 

De boekbinderij kreeg in 1970 de beschikking over een nieuw aanlijmapparaat. Hierdoor kwamen 2 soortgelijke apparaten ter beschikking, die door hun afmetingen minder goed bruikbaar waren. An zal via Domeinen worden verkocht, de andere, die in bruikleen was ontvangen van het asiel in Groningen, kon nu teruggezonden worden. De gesteldheid van de werkzalen, waarin de drukkerij en de zetterij zijn gehuisvest, laat nogal wat te wensen over. Plannen, dienaangaande gemaakt in de gevangenis-situatie, worden nu uiteraard niet verwezenlijkt.

 

Verwacht kan worden, dat dit bedrijf in de loop van 1971 naar Veenhuizen zal worden overgebracht. Ook de boekbinderij zal te gelegener tijd een ander onderkomen krijgen. Waar en wanneer zal de toekomst leren. Het metaalbedrijf omvat een gedeelte van de fabricage van metalen fietsmandjes door de firma Gal te Ulft. Huisvesting is gevonden in de voormalige draaierij, een werkzaal, die in prima staat verkeert, doch voor het huidige werk veel te groot is. Wellicht kan uitbreiding volgen wanneer de opdrachtgever zal besluiten een groter gedeelte van het proces hier te doen plaats vinden.

 

Een puntlasapparaat, een pers en een compressor stelt de firma Gal momenteel ter beschikking. Het verrichten van arbeid op cellen en verblijfszalen blijf ik een noodzakelijk kwaad vinden. De arbeidslust verdwijnt dikwijls bij verhuizing van cel naar zaal. De kleine zaaltjes worden aan het eind van de verslagperiode alleen nog bewoond door hen, die in de arbeidstijd afwezig zijn doordat zij in een der werkplaatsen zijn tewerkgesteld. Op de grote zalen, waar een aparte slaapzaal bij behoort met een overdag gesloten hek, vormen de papieren zakken en de bergen wasknijpers, al of niet in onderdelen apart, een belemmering voor een enigszins verantwoorde woonsfeer, in 't bijzonder als deze zalen volledig bezet zijn. Veel werkweigering vindt hierin dan ook zijn oorzaak.

 

1. Arbeidsvoorziening 

Was er in 1969 geen reden tot klagen over de arbeidsvoorziening, in 1970 was er een beduidende teruggang van de zijde der opdrachtgevers. Het contract met de firma Kok werd beëindigd, een andere wasknijperfabrikant, n.l. de firma Wabo zorgde er voor, dat de knijpers een belangrijke plaats in het gestichtsleven blijven innemen, zij het dan, dat van hout naar plastic is overgeschakeld. Gelukkig konden de grafische bedrijven van de ex-gevangenis de teruggang opvangen. In deze bedrijven is: volop werk, hetgeen door de afdeling arbeid van het Ministerie van Justitie wordt geregeld. Tot mijn voldoening kon in november 1970 het werken met metaal op een werkzaal worden geïntroduceerd, ook nu door bemiddeling van de afdeling arbeid. Speciaal de jongere gedetineerden vinden hier een, ook door henzelf geapprecieerde, nuttige tijdspassering tijdens de arbeidsuren.

 

2. Indeling van gedetineerden bij de arbeid Aan gedetineerden, die de wens kenbaar maken in een huisdienst functie te worden geplaatst of op een werkzaal willen werken, wordt de voorwaarde gesteld, dat zij eerst op cel of verblijfszaal arbeid hebben verricht. Een enkele maal wordt een binnengekomen veroordeelde onmiddellijk een plaats op een werkzaal gegeven, doch dit houdt dan verband met de capaciteiten of persoonlijke omstandigheden van de betrokkene. Plaatsing op een werkzaal geschiedt steeds in nauw overleg tussen de adjunct-directeur, het hoofd van de arbeid en de werkplaatschef. Plaatsing in de huisdienst volgt na overleg tussen de adjunct-directeur, de huismeester en het hoofd van de arbeid.

 

3. Arbeidstempo, arbeidslust. Over het arbeidstempo kan ik wel tevreden zijn, doch de arbeidslust - speciaal bij hen die op de verblijfszaal zouden moeten werken laat te wensen over. Zoals al eerder werd opgemerkt verliest dit laatste aspect wel aan belangrijkheid door de werkzaal gedetineerden zoveel mogelijk te plaatsen, op één der 4 kleine zaaltjes á 4 man. Door werkweigering gingen in 1969 verloren 4.072 mandagen, in 1970 5.320 mandagen.

 

4. Vakonderwijs Vakonderwijs werd niet gegeven, vragen hiernaar kwamen niet voor.

 

5. Arbeidsongevallen Arbeidsongevallen kwamen niet voor.

 

6. Magazijn voorraden Drukwerken voor het Korps Rijkspolitie worden op afroep uit het magazijn geleverd. Papier in allerlei soorten en benodigdheden voor de boekbinderij zijn in verantwoorde hoeveelheden in het magazijn aanwezig. Alle overcomplete magazijnvoorraden - evenals inventaris en gereedschappen uit de voormalige gevangenis zijn in oktober 1970 via de dienst der Domeinen verkocht.

 

Aspecten der behandeling. 

1 Briefwisseling en bezoek. a Correspondentie. Het aantal te verzenden en te ontvangen brieven was niet aan beperkingen onderworpen, behalve voor hen, die zelf de portokosten niet konden bekostigen(en ook niet aan de arbeid deelnamen). Voor Rijksrekening werd hen slechts één uitgaande brief per week toegestaan, brieven aan advocaten en rechterlijke autoriteiten daargelaten. Problemen deden zich met betrekking tot de correspondentie niet voor, behalve een enkele klacht van degenen, wier correspondentie onder censuur staat van O.M. of R.C. , omtrent de lange tijd tussen het afgeven en het uitreiken, cq verzenden ervan. b Bezoek. Het bezoek bleef plaats vinden in het voorgebouw op dezelfde basis als voorheen: voor onveroordeelden 1/4 uur per week en voor veroordeelden 1/2 uur per 2 weken.

 

Bij een wat grotere bezetting was de planning van het familiebezoek(op dinsdag, woensdag en donderdag) niet zo eenvoudig. Meer efficiëntie werd op dit punt evenwel bereikt toen de post van portier in principe voor één bewaarder werd bestemd, die nu met de bezoekers de geplande tijd voor het volgende bezoek tevoren vastlegt. De wachtkamer, in hetzelfde vertrek als de portiersloge (in feite een bepaald onprettige en ongewenste situatie!) zit tegenwoordig daardoor aanzienlijk minder vol dan vroeger wel het geval is geweest. Bezoeken met een speciaal aspect, zoals uitspreken van huwelijksproblemen, het eerste bezoek na een meestal onverwachte detentie en incidentele bezoeken van geestelijken, worden met vrij grote frequentie geleid door de sociaal ambtenaar of één der geestelijke verzorgers. Op de bezoekduur behoeft in zo'n geval minder streng te worden gelet.

 

Overigens waak ik voor een overmaat aan dergelijke speciale bezoeken om misbruik door de gedetineerden in dezen de kop in te drukken. De bezoeken zijn nog steeds uitsluitend individueel. De neiging ook in huizen van bewaring gemeenschappelijk bezoek in sommige gevallen toe te staan, ontmoet bij mij weinig sympathie, en bouwkundig is dit in de huidige situatie bovendien niet zo eenvoudig te verwezenlijken. 2. Lichamelijke oefening,. De lichamelijke oefening kon na de sluiting van de gevangenis aanzienlijk worden uitgebouwd, doordat ook sport in de buitenlucht mogelijk is geworden. Hiervoor wordt nu n.l. gebruik gemaakt van de grote binnenplaats van de voormalige gevangenis. De sportzaal voldoet overigens ook duidelijk in een behoefte.

 

Er zijn twee groepen geformeerd, hoofdzakelijk bestaande uit jeudige delinquenten, die beide op maandag- en woensdagochtend onder leiding van de sportinstructeur een lesuur hebben. De belangstelling is zeer bevredigend en onprettige bijverschijnselen, zoals die voorheen zich nog wel eens voordeden bij de groep recidivisten, zijn vrijwel niet gesignaleerd. Van de noodbadafdeling in het gevangeniscomplex wordt door de sporters een dankbaar gebruik gemaakt na afloop van de les.

 

De "vrije sport" bestond hoofdzakelijk uit tafeltennisbeoefening onder leiding van de sportinstructeur, enkele malen per week op een avond in de sportzaal, 3 Ontspanning a) Huisvlijt. Eer was uitsluitend sprake van niet georganiseerde huisvlijt op cel of verblijfszaal. Een enkeling bracht zijn tijd hiermede door, de resultaten waren niet altijd even fraai. Waar nodig werd door één bepaald personeelslid bemiddeld bij de aankoop van materialen. Gereedschappen worden tijdens de arbeidstijd en de nachtdienst ingenomen.

 

Helaas werd een enkele maal een huisvlijtschaar misbruikt voor doeleinden, waartoe de kapper het gesticht elke week bezoekt. b) Radio en televisie. Sedert de sluiting van de gevangenis wordt nog uitsluitend voor de radiovoorziening gebruik gemaakt van de radioapparatuur, aanwezig in de radiokamer van de voormalige gevangenis. De ambtenaar, die daar was belast met het beheer en de exploitatie van deze apparatuur, werd door het Huis van bewaring "overgenomen". Dit is bepaald ten goede gekomen aan de kwaliteit van de uitzendingen. Overigens is deze ambtenaar ook in staat om technische storingen te verhelpen. De frequentie van de radiodistributie is in de loop van de verslagperiode enigszins uitgebreid, waardoor ook tijdens de arbeidstijd buiten de koffie en theepauze af en toe muziek wordt gegeven.

 

Ik heb de indruk dat dit wordt gewaardeerd en de arbeidslust gunstig beinvloedt. Tot 1 oktober 1969 werd 2 à 3 maal per week televisie gegeven op het vlak van de cellenvleugel. Na die datum werd met 2 recreatiegroepen gewerkt, waarbij één (uitsluitend passieve recreatie) op het vlak een bepaalde t.v.-uitzending kan volgen, op zaterdagen zondagavond en 2 avonden in de week. De andere groep heeft tegelijkertijd naar keuze actieve of passieve recreatie op de recreatiezaal van de vroegere gevangenis;de passieve recreatie bestaat dan uit televisiekijken.

 

Uiteraard wisselen beide groepen regelmatig. Na de opheffing van de vrouwenafdeling werd de passieve recreatie van de vleugel verplaatst naar het vlak van de vrouwenafdeling, hetgeen de rust en de beveiliging in de cellenvleugel zeer ten goede kwam. Een enkele maal werd bij gelegenheid van een belangrijke voetbalwedstrijd een extra-kijkavond of -middag ingevoerd op beide plaatsen. In het begin van 1970 ben ik er toe overgegaan onveroordeelden pas recreatiemogelijkheid te bieden, wanneer zij plm. 2 weken aanwezig zijn. Verder hanteer ik uitsluiting van recreatie voor korte of langere tijd als disciplinaire maatregel na wangedrag.

 

Ik acht deze mogelijkheid tot correctie voor het merendeel der gedetineerden efficiënter dan b.v. plaatsing in de strafcel, terwijl er zeker een preventieve werking van uitgaat. Iedere week wordt het televisieprogramma aan de hand van het omroepblad samengesteld door de adjunct-directeur, tezamen met één der gedetineerden. Er wordt daarbij voor gezorgd, dat - behoudens bijzondere gebeurtenissen - het programma niet zodanig uitloopt, dat de personeelsdienst in het gedrang komt.

 

1. Ontvluchtingen 1970 

Twee geslaagde ontvluchtingen en één mislukte poging tot ontvluchting kwamen voor. Op Koninginnedag 30-4-1970 ontkwam de gedetineerde L.B die na enkele maanden voorarrest juist door het Gerechtshof alhier was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar m/a met behulp van een aantal lotgenoten over de 5 meter hoge muur van de luchtplaats. Er werd bliksemsnel een z.g. levende ladder geformeerd en de bovenste sport bleek tot de bovenrand van de muur te reiken.

 

Op 11-5-1970 meldde de vluchteling zich vrijwillig weer bij het gesticht. De luchtplaats is daarna als zodanig niet meer gebruikt omdat met goedvinden van het Ministerie de grote binnenplaats van de voormalige Gevangenis als luchtplaats in gebruik werd genomen.

 

Op zondag 28 juni 1970 slaagden de gedetineerden E.D en K.M er in uit de luchtkool te ontsnappen, waarin zij beiden werden "gelucht". De muur vormde voor hen toen geen ernstige hinderpaal meer. Zij waren om disciplinaire redenen van de gemeenschappelijke lucht verstoken en benutten een niet opgemerkte bouwkundige onvolkomenheid bij de drempel van de kooi, daarbij het geluk hebbende van een minder streng toezicht dan gebruikelijk door personeelskrapte in verband met een verschuiving van de prot.kerkdienst wegens vakantie van de vaste predikant. Slechts resp. 1 en 2 dagen genoten deze vluchtelingen van de vrijheid alvorens zij weer werden ingerekend.

 

Op 6-7-1970 waagde de gedetineerde J.S zijn leven door vanaf de binnenplaats langs de bliksemafleider naar het dak te klimmen. Eén van de met het toezicht belaste bewaarder was hierbij ernstig in gebreke, omdat hij zich enige tijd liet leiden. Nog op het gestichtsterrein werd de vermetele vluchteling achterhaald. 2. Order tucht, disciplinaire straffen.

 

In de periode oktober 1969 - mei 1970 moet nogal eens het wapen van de disciplinaire straf worden gehanteerd tegen balorige gedetineerden, die de weelde van een vrijer regime kennelijk niet konden verdragen. Het uitsluiten van recreatie en gemeenschappelijke lucht bleek daarbij minstens zo effectief te werken als plaatsing in de straf/isoleercel. Deze laatste, overgenomen uit de erfenis van de gevangenis,' betekenen overigens een grote verbetering vergeleken bij de oude van het huis van bewaring, die te klein zijn en te dicht bij het woongedeelte liggen om de mogelijkheden tot onderling mondeling contact geheel te vermijden.

 

Buiten de genoemde periode bleven orde en rust in het gesticht goed gehandhaafd. Wel moest een enkele maal een psychisch ontregelde gedetineerde met medewerking van de medische dienst in de isoleercel worden geplaatst, doch tot ernstige ordeverstoring leidde dit niet. Behoudens overigens in één geval, toen de betrokkene, in de isoleercel gebracht, visitatie weigerde en met scheermesjes personeelsleden en zichzelf naar het leven stond. Met succes is toen voor de eerste maal de traangasspuitbus op zijn deugdelijkheid beproefd.

 

1.Ontvluchtingen.1971 

Eén gedetineerde ontvluchtte - geen uitbraak doch misbruik van vertrouwen. De man klopte matjes uit op het buitenterrein, hetgeen plaats vond onder toezicht.. Hij maakte gebruik van zijn grotere sprintsnelheid dan die van de oudere bewaarder en verdween. Twee gedetineerden klommen via de bliksemafleider op het dak - één van hen slaagde er in weg te komen. De andere kon het dak niet af. De gemeentepolitie haalde hem er af met behulp van de magyrusladder van de brandweer. Zowel no.1 als no.2 heeft zich zelf weer gemeld. Pogingen tot ontvluchting werden verder niet ondernomen. 2. Orde tucht disciplinaire straffen. Ernstige overtredingen deden zich niet voor.

 

De ordeverstoringen welke er waren, moeten meer worden gezien als baldadigheden, z.g. geintrappen. Gebeuren deze dingen na 22 uur, dan zijn ze echter zeer vervelend en moet krachtdadig worden gehandeld. Daar het steeds zaalbewoners zijn en dan zijn ze dus met z'n vieren of met z'n zessen, moeten dan enige dichtbij in dienstwoningen wonende bewaarders komen assisteren, om door vertoon van overmacht een eventueel daadwerkelijk verzet bij plaatsing in cellen en / of strafcellen te voorkomen. Het kwam één keer voor. Een plan om á la H.v.B. Groningen een opstand te creëren ging niet door. Het gaf wel een tijdje spanning.

 

1. Ontvluchtingen. 1972 

Eén gedetineerde ontvluchtte vanuit het Bonifatius Hospitaal alhier, waar hij ter observatie was opgenomen. Na enkele dagen meldde hij zich daar terug, doch voor de parketwacht arriveerde om hem op te halen, bleek hij al weer te zijn vertrokken.. Na arrestatie, 13 dagen later, kwam aan het licht, dat hij tijdens de tweede periode zich had laten opnemen in het St.Anthonius Ziekenhuis te Sneek. Toen hij daar ontslagen werd en zich naar Sociale Zaken spoedde, liep hij tegen de lamp. Twee gedetineerden deden met de Kerstdagen in zicht een poging zich via een regenafvoerpijp en het dak van Één der gebouwen buiten de greep der justitie te brengen. Deze poging faalde, omdat de dakgoot onbereikbaar bleek, waardoor zij letterlijk de toeschouwende bewaarders in de armen vielen

 

2. Ordertuchtg disciplinaire straffen. Ernstige overtredingen deden zich niet voor. Wel was er af en toe sprake van wat verbale agressie en ook van baldadigheid, voortkomende uit verveling. We kunnen stellen, dat 1972 voor dit gesticht een bijzonder rustig jaar is geweest wat betreft het punt "orde". Een begripvolle benadering van de zijde van het personeel heeft hieraan ongetwijfeld bijgedragen. Van belang was ook de aanwezigheid van een directieassistent, waardoor het contact tussen directie en gedetineerden aanmerkelijk frequenter en sneller heeft kunnen plaats vinden dan voorheen wel eens het geval was.

 

Een gedetineerde, die een werkzaam aandeel had gehad in de opstand in het Groninger hvb van bewaring in november 1971 en via het cellengebouw Veenhuizen in Leeuwarden werd geplaatst, heeft zich hier lange tijd kunnen handhaven. Enkele dagen voor zijn vertrek naar een gevangenis liep het echter met hem uit de hand, waarop hij werd teruggebracht naar het cellengebouw Veenhuizen.

 

1. Ontvluchtingen 1973 

Eén gedetineerde ontvluchtte vanuit de Psychiatrische Inrichting te Franeker, waar hij was opgenomen op advies van de districtspsychiater. Enkele uren daarna meldde hij zich terug, waarna hij wederom in het huis van bewaring werd ingesloten. Met de betreffende gedetineerde, een jongeman van Surinaamse afkomst, is hier heel wat te stellen geweest. De oorzaak van zijn afwijkend gedrag (nu eens depressief met suïcidepogingen, dan weer uiterst agressief tegenover personeelsleden) was gelegen in zijn privé-omstandigheden. Uiteindelijk werden na een kort verblijf van betrokkene in het PSC Den Haag voor onderzoek door dr.Blom de problemen opgelost: hij trad in het huis van bewaring in het huwelijk. 2. Orde, tucht, disciplinaire straffen.

 

Langzamerhand is een zekere mate van ongedisciplineerdheid merkbaar, speciaal bij de jongere delinquenten. Dit zal wel een verschijnsel van deze tijd zijn, waarin vele normen van vroeger vervagen. Het hoofdzakelijk oudere personeel heeft dit verschijnsel, dat geleid heeft tot meer dan verdubbeling der disciplinaire straffen, vergeleken bij 1972, tot dusverre echter goed kunnen opvangen. Hun incasseringsvermogen wordt evenwel steeds meer op de proef gesteld. In één geval moest een gedetineerde worden overgebracht naar het cellengebouw te Veenhuizen. Hij had een bewaarder een spiegel naar het hoofd gegooid om zijn onlustgevoelens jegens deze ambtenaar te uiten.

 

3. Verblijven van gedetineerden: De neiging om de muren te beplakken neemt bij de gedetineerden hand over hand toe.

 

4. Toestand bewapening.1973 De wapens werden volgens voorschrift goed onderhouden. In de loop van het verslagjaar werd besloten ze niet meer te verstrekken aan de wachtploeg in verband met een daartoe verkregen algemeen verbod. Tot dat moment waren de patronen volgens voorschrift aanwezig.

 

1. Ontvluchtingen.1974 

In het verslagjaar slaagden 3 gedetineerden er in om uit de inrichting te ontvluchten. 

Op 18 april gelukte dit aan de preventief gedetineerde A.T,M met behulp van in zijn bezit gekomen gasflesjes en snijbrander en hulp van buitenaf en wel vanuit de verblijfszaal A te plm. 22.40 uur. Een snelle ontdekking door de wacht voorkwam de ontvluchting van M zaalgenoot P.S, die binnen de ringmuur kon worden aangehouden. Een onderzoek door de rijksrecherche heeft plaats gevonden, o.a. ook omdat enige malen te voren een tip over een op handen zijnde vluchtpoging van M bij de politie was binnengekomen. Er waren speciale maatregelen getroffen om de verwachte invoer van een wapen te beletten, waarvan in de tips sprake was hoe de gasflesjes zijn binnengekomen is mij op dit moment nog steeds niet duidelijk; er bestaan verschillende lezingen over en ik heb ook mijn vermoedens.

 

Verdenkingen tegen personeelsleden, zo die er al geweest zijn, zijn in elk geval niet duidelijk gemaakt kunnen worden. Deze affaire en met name ook het er op volgende onderzoek hebben geruime tijd hun stempel gedrukt op de werksfeer van directie en personeel van het huis van bewaring. M werd d.d. 6-03-'74 in Den Haag gearresteerd en op 9-8-'74 alhier weer ingesloten.

 

Op 23 juli nam de preventief gedetineerde J.R de benen. Na terugkeer van de recreatiezaal rende hij op het buitenterrein achter de keuken naar de muur van één der gevangenisgebouwen en wist via de regenafvoerpijp over het dak weg te komen. Hij werd d.d. 8 augustus in Groningen gearresteerd en keerde op 9 augustus alhier terug.

 

Tenslotte verdween de preventief gedetineerde G.K op 19 september uit de inrichting door tijdens schaakles via een Wc-raampje ongezien het binnenterrein te bereiken en daarna over de daken van enkele gevangenisgebouwen heen het buitenterrein. Hij werd d.d. 23 september in Drachten aangehouden en keerde op 23 september alhier terug.

 

Er deden zich nog enkele pogingen, cq. voorbereidingen tot een ontvluchting voor, n.l. op 7 juni door de preventief gedetineerde J.S ( zaagde spijl van celtralies door ) en op 15 november door de gedetineerde LT.H ( was bezig geweest spijl van celtralies door te zagen ).

 

Enkele maatregelen werden in 1974 genomen om ontvluchtingen te bemoeilijken, dit naar aanleiding van de geschetste gebeurtenissen. 1.

 

Op 29 april werd een speciale inspectie van alle woon-, werk- en activiteitenvertrekken gehouden, alsmede een grondige visitatie van alle toen aanwezige gedetineerden. Iets van enig belang is echter niet aan het licht gekomen. 2. Visitatie van de gedetineerden voor en na afloop van het familiebezoek werd ingevoerd. 3. Gebruik voor recreatieve doeleinden van andere lokaliteiten dan de recreatiezaal en het vlak vm. vrouwenafdeling vindt niet meer plaats.

 

4. De bewakingspost "intern transport", die tijdens de arbeidstijd op werkdagen bestaat, is verplaatst van de cellenvleugel naar het alcovengebouw van de gevangenis, in de onmiddellijke nabijheid van de werkzalen. 5. Een aanvraag is ingediend om te komen tot een zeg. stilalarmverbinding met het bureau van politie. 6. Enkele regenwaterafvoerpijpen aan het administratiegebouw van de gevangenis werden voorzien van een afschermend omegaprofiel bekleding. 2. Orde.._tucht_disciplinaire straffen.

 

De orde en de tucht vertoonden in de periode 1 juli tot 1 november een bedenkelijk dieptepunt. Achteraf bezien is in dit verband duidelijk geworden dat de rol van een gedetineerde, die hier verbleef van 9 mei '74 tot 3 oktober '74 en die als intellectueel brein van het huis van bewaring zijn speelterrein heeft gemaakt om subversieve acties te ontketenen.

 

Deze gedetineerde, die te voren enige tijd was ingesloten in het huis van bewaring te Groningen, zal ook daar ongetwijfeld zijn invloed hebben doen gelden met als gevolg de rel d.d. 4 augustus en de vernielingen, die het gebouw geruime tijd onbruikbaar hebben gemaakt. Hier had hij een werkzaam aandeel in het ontstaan en het bestaan van een gestichtkrant, genaamd "Bakre Courant", die een redelijk peil wist te handhaven, waarbij een stringente censuur op de inhoud door de directie werd toegepast, doch die tegelijkertijd de bewuste gedetineerde voorzag van een aureool van belangrijkheid bij zijn lotgenoten.

 

Op 26 juli vond een schermutseling plaats tussen een bewaarder en een gedetineerde. De laatste, de alom minder goed bekend staande Jan K, werd naar aanleiding hiervan geplaatst in het cellengebouw te Veenhuizen. Op 26 september waren er wanordelijkheden, waarbij de gebroeders P.J. en B.R de perken zodanig te buiten gingen, dat ook zijnaar het cellengebouw moesten worden afgevoerd.

 

Op 6 september weigerde een groot deel van de bevolking de cellenvleugel te ontruimen naar aanleiding van een artikel van mij in de gestichtkrant omtrent het al of niet overdag in bed mogen liggen. Behalve dat een kastje vanaf de 2 etage op het vlak werd gesmeten konden uitwassen worden voorkomen door de toezegging de grieven der gedetineerden nader met hen te willen bespreken en geen maatregelen te zullen nemen wegens het ongedisciplineerd optreden.

 

Uit deze bespreking, waarbij ook de regionaal directeur aanwezig was, en uit terzake gevoerd overleg met de dienstcommissie is een nieuwe, meer exacte dagindeling voortgekomen, met een duidelijke" informatie dan voorheen aan binnenkomende gedetineerden en afspraken omtrent het terugdringen van bepaalde gewoonten van het bewakingspersoneel, die uit gemakzucht en mede dank zij een gebrek aan leiding van kaderleden langzamerhand gemeengoed waren geworden. Het dient gezegd te worden, dat met al deze kwesties veel tijd en inzet gepaard ging van de directie en dan met name van de adjunct-directeur.

 

In dergelijke situaties wordt het duidelijk, dat een uit twee man bestaande directie in feite ontoereikend is. Twee maal noopte de spanning in de inrichting onder de gedetineerden mij er toe de bijstand van de Mobiele Eenheid van de Gewa in te roepen, t.w. op vrijdag 13 september des middags en 's avonds en op zondag 27 oktober van 9.00 tot 21.30 uur. Beide malen ontlaadde de spanning zich echter niet -- zoals verwacht - in wanordelijk gedrag, zodat de M.E. niet behoefde op te treden. Voor de bereidheid van de Gewa hier aanwezig te willen zijn op genoemde tijdstippen ben ik zeer erkentelijk.