Vrouwen in het gevang van Leeuwarden. Er is niet veel bekend over vrouwen in de Leeuwarder Gevangenis. Op deze pagina hebben wij een verzameling verhalen gevonden die wij op internet en in de archieven tegen kwamen.
Vrouwen kregen rokken in plaats van broeken. 1821. In de winter droegen ze een wollen rok en een jak van laken, en in de zomer was hun bovenkleding van dimette, een sterke ribkatoenen stof. Voorts hadden zij recht op twee mutsen en twee voorschoten. Slaapmutsen waren voor hen niet in voorraad. Waarschijnlijk hangt dit samen met het verschil in omvang van de haardos van mannen en vrouwen. In 1837 werd de garderobe van gevangenen aangevuld met 'eenige nieuwe vermeerderingen, welke ten gevolge der verkregene ondervinding noodzakelijk waren geoordeeld',12 dat wil zeggen ondergoed. De mannen kregen twee linnen onderbroeken en vrouwen hadden sindsdien recht op twee linnen hemdrokken en 'twee doeken tot maandelijkse zuivering' vervaardigd uit afgelegde kleding- of liggingsstukken. De bovenkleding mocht sinds 1846 ook worden gemaakt van karsaai: een grof gekeperd, minder zwaar en goedkoper soort laken. Door het lichtere materiaal verdween het onderscheid tussen winter- en zomerkleding. Bezuinigingsdrift was kenmerkend voor het gevangeniswezen
Vrouwendracht gevangenen 1914 "gevangenismuseum Veenhuizen". De celkap werd in 1859 opgenomen in de kledingvoorschriften. De karsaaien muts, die nu celmuts heette, had een klep die kon worden neergeslagen, zodat deze muts tevens kon fungeren als celkap. In de klep waren openingen voor de ogen uitgespaard. Deze celkappen leverden op den duur hygiënische bezwaren op, want reiniging was moeilijk. In 1909 werd overgegaan op een nieuw model: een losse kap kon met zes benen knoopjes aan de nieuw te verstrekken linnen celmutsen worden bevestigd. De nog in gebruik zijnde mutsen dienden aan de nieuwe richtlijnen te worden aangepast. Vrouwen moesten de celkappen met bandjes om het hoofd knopen. De kappen mochten uitsluitend na een wasbeurt aan een volgende gevangene worden gegeven, en alle kappen moesten eens in de twee weken worden gereinigd. Maar in de loop van de jaren vijftig verdween de celkap uit het kledingpakket van de gevangenen.
Geertje Kleefstra is geboren op 27 mei 1874 yn Reduzum (Roordahuizum). Ze was de dochter van Fokke Klazes Kleefstra (1837-1914) en Neeltsje Rommerts Bleeksma (1851-1907). Fokke was verwer (schilder) en zette zich in voor het kiesrecht. Soms dronk hij te veel en ging failliet, waardoor zijn gezin het erg zwaar heeft gehad.
Geertje stond al op 16-jarige leeftijd op de planken om socialistische liedjes te zingen en heeft een paar jaar lang overal in Nederland lezingen gegeven waarin ze pleitte voor de verbetering van het lot van arbeiders en boeren en voor algemeen kiesrecht. Ze was een groot bewonderaar van Ferdinand Domela Nieuwenhuis en heeft vaak met hem opgetreden.
Net als Domela heeft Geertje in de gevangenis gezeten. Dat ging om een stukje in een krantje, over de burgemeester van Arnhem. In 1895 werd Geertje veroordeeld tot een maand gevangenisstraf wegens colportage van het blad Voorwaarts, waarin een beledigend stukje had gestaan over de burgemeester van Arnhem.
Ze werd opgesloten in de Blokhuispoort in Leeuwarden. Daar verbleef ze in de vrouwenafdeling van het Huis van Bewaring. In 1897 werd ze voor een tweede keer veroordeeld, nu wegens ‘majesteitschennis’ (belediging van koningin-regentes Emma). Ze werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, maar vluchtte naar het Belgische Luik. Ook daar zette ze zich weer in voor een beter leven voor alle mensen en kreeg het weer aan de stok met de politie. Ze heeft daar een heel slechte tijd gehad en kreeg er op 1 oktober 1898 een zoon, Jean Kleefstra.
Later is ze naar Frankrijk afgereisd, waar ze is getrouwd. Geertje heeft na haar vlucht haar moeder nooit meer gezien. Ze kon er ook niet bij zijn toen haar vader overleed. Geertje is zelf overleden op 9-10-1962 in Clermont-Ferrand, Frankrijk. Doordat haar zoon Jean haar achternaam had gekregen wonen er ook nu nog Kleefstra's in Frankrijk.
© DVN, een project van Huygens
Boek: Ús reade striid. Notysjes Jehannes de Groot.
Boeken: Janny van der Molen
Bewaarster in het Huis van Bewaring te Leeuwarden.
Sybrigje Eelkes Nicolai. Zij is geboren op 9 februari 1857 in Jelsum, gemeente Leeuwarderadeel. Zij is overleden op 3 oktober 1929 in Leeuwarden, zij was toen 72 jaar oud.