Maryke Meyers en Antje Gerryts


Liefde voor vrijheid

In 1754 stond het Leeuwarder Blokhuis nog temidden van liefelijk groen. Zo'n vijftien jaar later stichtten Marijke en Antje er brand. Achter de tralies groeit de begeerte naar vrijheid soms tot onverstandige proporties.  Twee dames zaten in 1769 vast in het "gedemolieerde Blokhuis" in Leeuwarden, een kasteelachtig bouwwerk op de plek waar tegenwoordig het indrukwekkende huis van bewaring De Blokhuispoort staat.

Alles had het criminele duo er voor over om weer vrij te kunnen rondlopen. De 22-jarige Maryke Meyers uit de Friese hoofdstad had zich schuldig gemaakt aan dieverij. Ze deelde een cel met Antje Gerryts uit Midlum, die ook had gestolen. Maryke zuchtte al meer dan tien maanden in het „Vrouwen Quartier" van het Blokhuis, toen ze met haar celvriendin begon te konkelen over een ontsnapping. 

 

Eerst braken de vrouwelijke bajesklanten een plank van hun slaapkooi weg, waarna ze de onderliggende houten vloer met een gloeiend kooltje en stro in brand staken. Die poging strandde op een brede steunbalk, die niet goed vlam wilde vatten. De vastberaden dievegges lieten zich niet uit het veld slaan. Maryke en Antje hadden beslist organisatietalent. Nota bene in de gevangenis wisten ze een vijl te bemachtigen, maar het traliewerk bleek ook al te weerbarstig. 

 

Maryke trommelde via een briefje haar moeder op, die met een hamer en een breekijzer naar de binnenplaats van het Blokhuis toog. Ze wikkelde het gereedschap in een doek en probeerde ze door de tralies te gooien. Dit mislukte. Het listige tweetal had al weer een nieuwe oplossing. Marijke wist de knecht van de cipier zo ver te krijgen, dat ze van de zolder boven hun cel een onderdeel van een spinnewiel mocht halen. Zo ontdekte het loeder dat hier turf was opgeslagen. Als ze dat nou eens zouden aansteken... 

 

Nachtenlang waren de vrouwen in de weer om een kozijn open te branden, zodat een van hen de turfopslag kon bereiken. In de nacht van 26 op 27 december was het zover. Tegen elven kroop Marijke met een pannetje vol vuur door de loden dakgoot, lichtte drie pannen van het dak, en sloop de zolder op. Daar stichtte ze een vuur, dat al snel om zich heen greep. Terwijl de brandstichtster naar d'r cel terugsloop, sloeg de paniek reeds toe. „Brand, schalde het door de strafinrichting. 

 

Talloze Blokhuisbewoners begonnen te roepen en te kloppen. Ze wilden vrijgelaten worden. Onhandig genoeg begon ook Marijke voor haar leven te vrezen. Ze kroop terug in de goot en wilde naar beneden springen. De blussers zagen haar staan en wisten meteen wie de vlammen had veroorzaakt. Antjes rol werd ook al snel duidelijk. Gelukkig bleef de schade beperkt en vielen er geen doden te betreuren. De straf was er niet minder mals om. De pyromanen werden „in den name ende van wegen de Heerlykheid der Lanschappe van Friesland" veroordeeld tot een eeuwige verbanning uit de provincie. Maar eerst moesten ze op het schavot, met de strop om de hals, „strengelyk met vier roeden" gegeseld worden. 

 

Daarna brandmerkte de beul de gedetineerden. En alsof dit niet genoeg was, werden ze ook nog eens tien jaar vastgezet in 's Landschaps Tucht- en Werkhuis. Want, zo stelden de rechters van het Hof, spelen met vuur kon niet afschrikwekkend genoeg bestraft worden. bron: Leeuwarder Courant