Arrondissementsrechtbanken van Heerenveen, Leeuwarden of Sneek.
Op zoek naar gevangenen in gevangenisarchieven, Waar werden mensen vroeger gevangengezet?
Vóór 1811 Van een landelijk centraal georganiseerd gevangeniswezen was vóór 1811 nog geen sprake. Per provincie waren er grote verschillen in het aantal en de aard van de strafinstellingen. Er werden vrijwel geen vrijheidsstraffen opgelegd. Men gaf de voorkeur aan lijf- en doodstraffen, onterende straffen en verbanningen. In de dorpen waren geen echte gevangenissen. Verdachten werden opgesloten in de plaatselijke raadhuizen, stadspoorten of kastelen, voordat ze op transport werden gesteld naar de tuchthuizen in de steden. Voor Holland waren dat Alkmaar, Amsterdam, Brielle, Dordrecht, Gouda, ’s-Gravenhage, Rotterdam en Woerden.
1811 - 1821 In 1811 werd het Franse model voor het gevangeniswezen ingevoerd. (In Limburg gebeurde dit al in 1796.) In het Arrêté sur l’Organisation des Prisons werd een onderscheid gemaakt tussen personen die nog niet waren veroordeeld of een korte straf hadden gekregen en personen die veroordeeld waren tot lange en zware straffen. De onveroordeelden of kortgestraften verbleven in huizen van politie, huizen van arrest en huizen van justitie. De langer gestraften zaten in de verbeter- en tuchthuizen. In garnizoenssteden was het gebruikelijk dat er voor militairen aparte gevangenissen werden ingericht, de zogenaamde provoosthuizen. Deze indeling hield ook verband met het ingevoerde Franse model van de rechterlijke macht: vredegerechten, rechtbanken van eerste aanleg en Hoven van Assisen. Deze kunnen beschouwd worden als voorgangers van de kantongerechten, arrondissementsrechtbanken en de provinciale hoven/gerechtshoven.
Schematisch kan een en ander als volgt worden weergegeven:
1811-1821: Onveroordeeld of kort gestraft
Instelling Bestemd voor Politiehuis (Maison de Police)
Huis van Arrest (Maison d’Arrêt)
Personen die aangeklaagd zijn voor de rechtbank van eerste aanleg of Hof van Assisen
Huis van Justitie (Maison de Justice)
Personen die aangeklaagd zijn bij een Hof van Assisen en tegen wie een ‘arrest van terechtstelling’ is uitgevaardigd
1811-1821: Langer gestraft
Instelling Bestemd voor Verbeterhuis (Maison de Correction)
Tuchthuis (Maison de Détention)
Personen die door het Hof van Assisen of door een rechtbank van eerste aanleg zijn veroordeeld tot een straf van meer dan één jaar
1821 - 1886 In 1821 werd het gevangeniswezen gereorganiseerd. De voornaamste verandering bestond uit het feit dat er een striktere scheiding werd gehanteerd tussen de langer ge-straften en de overige gedetineerden. De naamgeving werd ook aangepast en er kwamen meer uniforme regels voor voeding en kleding van gedetineerden. Nieuw was de bepaling dat naast burgers ook militairen in de gevangenissen konden worden ondergebracht.
De kleinere instellingen werden geleidelijk opgeheven om plaats te maken voor gestichten met een grote capaciteit zoals de tuchthuizen voor mannelijke zwaargestraften te Leeuwarden en ’s-Hertogenbosch en de vrouwengevangenis te Gouda. In de gevangenissen moest nu ook worden gewerkt (uitgezonderd werden degenen die een speciaal bedrag voor hun detentie betaalden; dit werd ‘pistole’ genoemd).
In 1851 vond een belangrijke wijziging in het gevangeniswezen plaats. Het stelsel van eenzame opsluiting werd ingevoerd. Gevangenissen met aparte cellen waren echter niet voorhanden. Er moesten dientengevolge veel nieuwe gevangenissen worden gebouwd en bestaande verbouwd voor cellulaire opvang. De eerste cellulaire gevangenis was die aan de Weteringschans te Amsterdam (1850), daarna volgden die te Utrecht (1856) en te Rotterdam (1872).
1821 - 1886: Onveroordeeld of kort gestraft
Instelling Bestemd voor Huis van Bewaring
Huis van Arrest
Personen die voor een rechtbank terecht moeten staan en voor degenen die zijn veroordeeld wegens een wanbedrijf tot een gevangenisstraf van maximaal zes maanden
Huis van Justitie
Personen die veroordeeld zijn wegens het plegen van een misdrijf of wanbedrijf tot een gevangenisstraf van maximaal zes maanden
Provoosthuis
Militairen die voor een krijgsraad terecht moeten staan of zijn veroordeeld wegens het plegen van een wanbedrijf of misdrijf tot een gevangenisstraf van maximaal zes maanden
1821 – 1886: Langer gestraft
Instelling Bestemd voor Huis van correctie
Personen die veroordeeld zijn wegens wanbedrijven met straffen tussen de vier en zes maanden
Huis van reclusie en tuchtiging
Personen die veroordeeld zijn wegens misdrijven en voor militairen veroordeeld tot een straf
Huis van militaire detentie
Militairen die zijn veroordeeld tot straffen van meer dan vier à zes maanden
Vanaf 1886: Onveroordeeld en kort/lang gestraft
Instelling Bestemd voor Huis van Bewaring
Passantenhuis
Gedetineerden in afwachting van hun definitieve bestemming
Strafgevangenis
Personen (burgers en militairen) die tot een gevangenisstraf zijn veroordeeld
Bijzondere strafgevangenis
Personen die jonger waren dan achttien of ouder dan zestig, alsmede zieken, die veroordeeld waren tot een gevangenisstraf maar hun detentie niet in eenzaamheid mochten ondergaan
Rijkswerkinrichtingen (RWI)
Bestemd voor personen die naast een hechtenisstraf tot bijkomende straf van plaatsing in een RWI zijn
veroordeeld. Vaak in geval van bedelarij, landloperij, souteneurschap en openbare dronkenschap.
In het nieuwe Wetboek van Strafrecht (1886) werd het gedachtengoed inzake het cellulaire systeem vastgelegd. Er werd een onderscheid gemaakt tussen misdrijven en overtredingen. Overtredingen moesten bestraft worden met geldboetes, hechtenis of gevangenisstraf. Veroordeelden voor het plegen van een misdrijf werden, afhankelijk van de opgelegde straf, voor de duur van minimaal 1 dag en maximaal 20 jaar opgesloten in een strafgevangenis. Een deel van de straf (maximaal 5 jaar) moest in afzondering (in een cel) worden doorgebracht.
Huizen van bewaring waren bestemd voor degenen, die wegens overtreding tot hechtenis waren veroordeeld. De straf duurde ten minste één dag en maximaal één jaar. De gevangeniscapaciteit werd flink uitgebreid. In Haarlem, Arnhem, Breda, Groningen, Zutphen, Alkmaar en ’s-Gravenhage werden nieuwe gevangenissen gebouwd. In Gorinchem (1887) werd een speciale vrouwengevangenis ingericht. Pas na de Tweede Wereldoorlog werd het principe dat straf cellulair moest worden ondergaan losgelaten. Naast gevangenissen kwamen er Rijkswerkinrichtingen voor bedelaars, landlopers en souteneurs in de plaatsen Hoorn, Veenhuizen en Leiden (voor vrouwen).
Hoe kunt u zoeken in de archieven van strafinstellingen?
Vaak is er een aanleiding voor nodig om te zoeken in gevangenisarchieven. Er wordt bijvoorbeeld een overlijden aangegeven door een cipier van een gevangenis. Of in de familie doet het verhaal de ronde, dat een voorouder een misdaad heeft begaan. Wellicht treft u een cryptische omschrijving in het bevolkingsregister aan.
Het grootste probleem bij het zoeken in gevangenisarchieven is de vraag in welke gevangenis de gedetineerde zijn of haar tijd heeft doorgebracht. Een veroordeelde gedetineerde kan in principe in het gehele land worden geplaatst, een nog niet veroordeelde echter niet. U vindt een verdachte nog dicht bij huis: afhankelijk van de aard van het strafbare feit in de strafinrichting bij het kantongerecht, bij de rechtbank of bij het provinciale hof/gerechtshof, waaronder zijn of haar woonplaats of de plaats waar het strafbare feit werd begaan ressorteerde. Daarom zijn de inschrijvingsregisters van de huizen van bewaring, arrest en justitie en politiehuizen zo van belang. Hierin wordt vaak aantekening gehouden van de veroordeling door een rechtbank en het eventuele transport naar de (straf)gevangenis. In een inschrijvingsregister moet u op datum zoeken. Er is niet altijd een naamindex voorhanden.
Als uw onderzoek in de inschrijvingsregisters niet succesvol is kan met behulp van de volgende bronnen verder gezocht worden:
Signalementen of: hoe zagen gevangenen eruit?
In de inschrijvingsregisters treft u vaak prachtige beschrijvingen van de gevangenen aan zoals de kleur van de ogen, de haren en de vorm van de neus. Vooral voor 1886 zijn er ook aparte signalementsregisters bewaard gebleven.
Bijzonder zijn foto’s van gevangenen. Voordat gevaarlijk geachte gevangenen uit de strafgevangenissen te Amsterdam, ’s-Hertogenbosch, Hoorn, Leeuwarden, Leiden, ’s-Hertogenbosch, Rotterdam en Utrecht werden ontslagen, stelde het ministerie van Justitie signalementen op en liet de vrij te komen gedetineerden fotograferen. Dit zogeheten Geheim register van ontslagen gevangenen begint in 1882 en loopt door tot 1897. Dit register is te raadplegen bij het Rijksarchief in Noord-Brabant en het Centraal Bureau voor Genealogie (CBG) te Den Haag. Het CBG beheert ook het Algemeen Nederlandsch Politieblad 1852-1946, waarin in de rubriek ‘gesignaleerde misdadigers’ de aanhouding wordt gevraagd van verdachten, bij verstek veroordeelden en ontsnapte gevangenen. Het Rijksarchief in Drenthe beheert een bijzondere collectie van zo’n 5.000 signalementskaarten van personen uit de rijkswerkinrichting te Veenhuizen 1896-1901. Het betreft zogenoemde ‘verpleegden’, duizenden landlopers en kleine criminelen uit het hele land. De Groningse, Friese en Drentse ‘verpleegden’ zijn al gepubliceerd in genealogische jaarboeken.
Bedelarij en landloperij
Van bepaalde delicten is het gemakkelijk na te gaan waar de straf is uitgezeten. Personen die veroordeeld waren wegens bedelarij en landloperij werden tot 1827 naar gevangenissen te Veere of Hoorn gestuurd en vanaf 1827 naar de bedelaarskoloniën te Ommerschans of Veenhuizen. Archieven van laatstgenoemde ‘koloniën’ worden bewaard bij het Rijksarchief in Drenthe te Assen. In de inschrijvingsregisters vindt u dan vaak de aantekening ‘naar de Schans’. Na 1886, het jaar van de invoering van het nieuwe Wetboek van Strafrecht, werden er speciale rijkswerkinrichtingen ingericht voor dronkaards, landlopers en bedelaars. Deze inrichtingen waren gevestigd te Veenhuizen, Hoorn en Leiden (vrouwen).
Tweede Wereldoorlog
In de Tweede Wereldoorlog bleef de bevoegdheid van de Nederlandse strafrechter ongewijzigd. Daarnaast kwamen er Duitse rechtbanken in bezet Nederland, m.n. voor berechting van verzetsdaden tegen de Duitse overheid in de ruimste zin van het woord en in geval van delicten, die het algemeen belang, m.n. de voedselvoorziening schade toe brachten. Nederlanders, die door een Duitse rechtbank een tuchthuisstraf kregen opgelegd werden naar tuchthuizen in Duitsland ondergebracht. Wie door een Duitse rechtbank tot gevangenisstraf was veroordeeld, werd ondergebracht in Duitse afdelingen van Nederlandse gevangenissen waaronder die te Rotterdam en Scheveningen (het beruchte ‘Oranjehotel’ ). Voor persoonsgegevens uit de archieven van deze gevangenissen en de concentratiekampen kan informatie worden gevraagd bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) te Amsterdam en het Informatie Centrum van het Rode Kruis te ’s-Gravenhage.
Na de Tweede Wereldoorlog werden een aantal Nederlanders veroordeeld op grond van hun collaboratie met de vijand. Er bevinden zich archiefjes van een paar gevangenissen, waar deze personen werden vastgehouden in het Centraal Archief van de Bijzondere Rechtspleging., nummer toegang 2.09.09, p. 1161 – 1164.
Kamp Vught 1945 – 1948
Rijkswerkinrichting Veenhuizen 1947 – 1948
Huis van Bewaring en Bijzondere Strafgevangenis Leeuwarden 1946
Jongeren in gevangenissen. In het begin van de 19de eeuw werd er geen onderscheid gemaakt tussen het gevangen zetten van jongeren en volwassenen. In 1833 werd er een gevangenis van jeugdige veroordeelden te Rotterdam geopend. Jeugdige mannelijke uit het hele land, met uitzondering van Amsterdam, werden in Rotterdam gehuisvest en vanaf 1866 te Doetinchem. Daarnaast werden er voor jongeren (jongens en meisjes) speciale rijksopvoedingsgestichten, later tuchtscholen, ingesteld zoals te Alkmaar (1854), Amersfoort (1910), Ginneken (1906), Montfoort (1858) en Ommerschans (1892).
Waar vindt u informatie?
Uit de archieven van gevangenissen is vaak veel vernietigd. Wat over is zijn de series inschrijvingsregisters van gedetineerden, correspondentie en de notulen van de besturen van de strafinstellingen. Ook de series inschrijvingsregisters zijn vooral vóór 1842 niet compleet bewaard gebleven. U kunt de gevangenisarchieven van na 1811 vrijwel altijd bij een Rijksarchief in de Provincie of Regionaal Historisch Centrum raadplegen en van voor 1811 vaak bij de plaatselijke gemeente- en streekarchiefdiensten.
Openbaarheid van de gevangenisarchieven
Niet alle stukken uit gevangenisarchieven mogen worden ingezien. Ter bescherming van de privacy houdt de Rijksarchiefdienst een beperking aan van 75 jaar. Stukken jonger dan 75 jaar kunt u alleen inzien als u een schriftelijk bewijs kunt tonen dat de persoon die u zoekt overleden is.
Archieven van gevangenissen bij het Nationaal Archief
Het Nationaal Archief beheert tevens de archieven van het vroegere Rijksarchief in Zuid-Holland.
Brielle: 1843-1889, nummer toegang 3.05.27
Gorinchem: 1853-1856, 1888-1933, nummer toegang 3.05.02
Inschrijvingsregisters zijn te vinden in archieven van andere strafinstellingen, zie de inventaris.
Gouda 1821-1886 nummer toegang 3.05.03
(Zeer onvolledig bewaard gebleven),
’s-Gravenhage 1814-1977, nummer toegang 3.05.04
Prinsegracht 1882 – 1902
1. Huis van Bewaring `882 - 1902
2. Huis van Arrest 1882 – 1887
3. Provoosthuis 1884 – 1887
4. Huis van Justitie 1882 – 1887
5. Strafgevangenis 1882 – 1887
Pompstationsweg 1888 – 1942 en 1945 – 1975
Leiden 1826-1954 nummer toegang 3.05.05 t/m 3.05.07
Opmerking: De rijkswerkinrichting voor vrouwen is eind 1889 van Veenhuizen naar Leiden overgeplaatst. Het gevangenenregister uit Veenhuizen is meeverhuisd naar Leiden. Inv.nr. 1 bevat de inschrijvingen van Veenhuizen 1886 – december 1889 en daarna die van de Rijkswerkinrichting voor vrouwen te Leiden.
Rijksopvoedingsgesticht 1910 – 1926, nummer toegang 3.05.07
Naaldwijk Huis van Bewaring 1847-1877 nummer toegang 3.05.08
Noordwijk Huis van Bewaring 1861-1877 nummer toegang 3.05.09
Rotterdam nummer toegang 3.05.10
Scheveningen, zie het archief van ’s-Gravenhage, nummer toegang 3.05.04
Schiedam Huis van Bewaring 1890-1901, nummer toegang 3.05.12
Schoonhoven Huis van Bewaring 1851-1888, nummer toegang 3.05.13
Sommelsdijk Huis van Bewaring 1888-1901, nummer toegang 3.05.14
Strijen Huis van Bewaring 1856-1877. nummer toegang 3.05.15
(geen inschrijvingsregisters)
Archieven van gevangenissen in de rest van Nederland
Groninger Archieven
HvA/HvB/SG Appingedam 1814-1922, RWI Finster-wolde 1949-1951, TH/HvA/HvJ/HvB/PV/ SG Groningen 1670-1978, HvB Hoogezand 1864-1870, RWI Marum 1945-1951, HvB Veendam 1852-1869, HvB Vlagtwedde 1851-1886, SG/RWI Westernieland 1945-1950, HvA/HB/SG Winschoten 1824-1975, HvA/HvB Zuidbroek 1813-1886.
Historisch Centrum Leeuwarden
HvA/HvB/HvC/SG Heerenveen 1842-1923, TH/HvA/ HvC/HvJ/HvB/PV/BSG/SG Leeuwarden 1805-1973, HvA/HvB/HvC/SG Sneek 1838-1922. Voor 1805 geen gegevens tuchthuis Leeuwarden.
Drents Archief
RA: HvB/SG Assen 1843-1974, PH/HvB Borger 1860-1908, HvB Hoogeveen 1847-1882*, HvB Meppel 1888-1901, RWI Veenhuizen en Ommerschans 1859-1960, SG Veenhuizen 1943-1978, Maatschappij van Welda-digheid 1818-1970. Index op bedelaars Rijkswerk-inrichtingen 1822-1881.
Historisch Centrum Overijssel
HvA/HvB/SG Almelo 1844-1975, HvB/SG Deventer 1853-1905, HvB Enschede 1857-1889, HvB Goor 1852-1882*, HvB Kampen 1847-1867, HvB/PH Oldenzaal 1851-1887, HvB Ommen 1856-1886, HVB Raalte 1845-1877, HvB Steenwijk 1845-1886, HvB Vollenhove 1848-1877, TH/HvA/HvJ/HvB/PV/SG Zwolle 1813-1972. Voor Ommerschans zie onder RA Drenthe.
Gelders Archief
HvB Aalten 1856-1887, RWI Ampsen 1947-1951, HvB/SG Arnhem 1869-1973, HvB Culemborg 1855-1890, ROS Doetinchem 1939-1960, HvB Elst 1872-1884, HvB/ROS Harderwijk 1870-1922, HvB/TS Nijmegen 1849-1950, SG Tiel 1846-1936, HvB Zaltbommel 1815-1883, HvA/HvB/BSG/SG Zutphen 1814-1955. Voor ROS Nijmegen zie onder Utrecht.
Het Utrechts Archief
PO/HvA/PV/HvB/SG/ROS Amersfoort 1811-1890, 1910-1967, ROS Den Dolder 1961-1977, TS Hollandsche Rading 1942-1971, ROS Montfoort/ Zeist/Nijmegen 1858-1975, ROS/TS Nieuwersluis 1941-1945, HvB Rhenen 1848-1878*, HvJ/HvA/ HvB/SG Utrecht 1814-1944, HvB Wijk bij Duurstede 1855-1888*, PV/HMD/HvB/SG Woerden 1819-1886, TS Zeist/Montfoort 1905-1968
Rijksarchief Noord-Holland
TH/HvA/HvB/SG/ROS Alkmaar 1811-1961, TH/HvC/HvJ/HvA/PV/SG/HvB Amsterdam 1815-1977, SG Beemster 1942-1950, HvB Edam 1848-1877, HvB Enkhuizen 1848-1877, HvA/PV/HvB/ SG Haarlem 1827-1975, HvB Den Helder 1860-1902, HvA/HvC/ HvB/SG/RWI Hoorn 1812-1965, HvB Purmerend 1845-1880, HvB Weesp 1869-1874. Van Haarlem geen inschrijvingsregisters van voor 1873. Een naamindex op Edam, Enkhuizen, Hoorn, Purmerend en Weesp.
Zeeuws Archief
HvA/HvB/PV/SG Goes 1814-1925, HvB Hulst 1850-1886, HvB Kortgene 1814-1877, HvA/HvB/HvJ/PV/ SG/RWI Middelburg 1809-1973, HvB Oostburg 1841-1902, HvB Sluis 1841-1877, HvB Terneuzen 1841-1901, HvB Vlissingen 1841-1877 en Zierikzee 1888-1925. Provinciaal Werkhuis Veere 1821-1829. Voor 1809 geen gegevens tuchthuis Middelburg. Een naamindex op alle inschrijvings- en signalements-registers 1809-1921.
Rijksarchief Noord-Brabant
PV/HvA Bergen op Zoom 1815-1839, HvB Boxmeer 1878-1914, HvB Boxtel 1850-1876, TH/HvA/HvB/ PV/SG Breda 1782-1940, HvA/HvB/SG Eindhoven 1814-1922, HvB/TS Ginneken 1821-1861*, 1906-1975, HvB Grave 1845-1866, HvB Heeze 1851-1870, HvB Helmond 1882-1886, TH/HvA/HvJ/HvB/PV/BSG/SG ’s-Hertogenbosch 1788-1940, HvB Heusden 1855-1884, HvB Oirschot 1850-1882, HvB Oss 1847-1886*, HvB Oudenbosch 1821-1877, HvB Rucphen 1863-1868*, HvB Tilburg 1849-1886, HvB Veghel 1860-1884, SG Vught 1945-1957, HvB Waalwijk 1866-1886, HvB Woudrichem 1853-1868*, HvB Zevenbergen 1866-1883.
Rijksarchief Limburg
SG Eijgelshoven-Heerlen-Lindenheuvel-Terwinselen-Treebeek-Valkenburg 1946-1964, HvA/HvJ/PV/HvB Maastricht 1842-1939, HvA/ HvB Roermond 1815-1918. Voor de periode 1796-1814 inzake Roermond en Maastricht zie RAL, Archieven Departement Nedermaas 1794-1796.
* Geen inschrijvingsregisters.
Verklaring van de afkortingen:
Woordenlijst
Index lijst met namen in alfabetische volgorde
Literatuur
G. Beks en H.J.Ph. Kaajan, Berecht en gestraft (Den Haag 1994);
H.A. Diederiks, S. Faber, A.H. Huussen jr., Strafrecht en criminaliteit. Cahiers voor Lokale en Regionale Geschiedenis (Zutphen 1988);
R.J.F. van Drie, Gevangen voorouders. Onderzoek in negentiende eeuwse gevangenisarchieven. in: Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie 45 (1991) 206-248;
Herman Franke, Twee eeuwen gevangen: misdaad en straf in Nederland (Utrecht 1990).
Nuttige adressen
Centraal Bureau voor Genealogie (CBG)
Prins Willem-Alexanderhof 22, Den Haag
Postbus 11755, 2502 AT Den Haag
Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD),
Herengracht 380, 1016 CJ Amsterdam